GESCHIEDENIS PETANQUE
Geschiedenis
De geschiedenis van het Boulen (Pétanque) gaat terug tot ongeveer 1000 jaar vóór Christus. Reeds bij de Romeinen en Grieken werd het gespeeld. In het boek 'Geschiedenis van Oud-Griekenland' door Schollaert en Lauwerijs wordt zijdelings verwezen naar deze sport die beoefend werd door Spartaanse krijgslieden. Nadat het spel ook in Egypte was doorgedrongen waren het in een later stadium de Romeinen die het Boule-spel oppikten. Zij brachten het naar Europa en meer specifieker naar Zuid-Frankrijk. In het leger, waar het ook populair was, werd het spel met metalen kanonskogels beoefend. Jeu de boules wordt al eeuwen lang beoefend. In 1911 werden de eerste metalen boules gefabriceerd. Toen werden er ook spelregels vastgesteld. In het begin van deze eeuw werd jeu de boules voornamelijk gespeeld in het zuiden van Frankrijk. Na de Tweede Wereldoorlog verspreidde het spel zich snel over geheel Frankrijk. Daar is het momenteel de tweede sport; maar ook in andere landen zijn er thans vele enthousiaste spelers. Eigenlijk is jeu de boules een verzamelnaam voor een aantal verwante sporten, waarvan pétanque de belangrijkste variant is.
Hoe het pétanque aan zijn naam kwam
Van het verhaal hoe het jeu de boules aan de naam pétanque kwam bestaan verschillende versies.
- Het woord pétanque is een verbastering van 'pieds-tanques' (de voeten bijeengehouden). Tijdens het spelen dient men de voeten bijeen te houden. - Volgens sommigen leefden er in Frankrijk, in de Provence, twee broers die vaak jeu de boules speelden. Een van hen kwam na een ongeluk in een rolstoel terecht en moest zijn favoriete sport vaarwel zeggen, omdat hij niet meer in staat was de aanloop te nemen die het spel vergde. Hij werd van speler, toeschouwer en dat maakte zijn leven er niet vrolijker op. Zijn broer had medelijden met hem en paste de regels zo aan dat de aanloop verviel en de werpafstanden korter werden. Zijn voorbeeld vond navolging en het pétanque (pieds tanques = voeten aaneen ) was geboren.
- Volgens anderen betrof het hier geen broers, maar twee vrienden: Jules le Noir en Ernest Pitiot. De eerste, voormalig kampioen in het jeu de boules zoals het in de Provence werd gespeeld, leed op latere leeftijd aan chronische reuma en kon daarom niet meer meedoen. Hij vermaakte zich daarna door, zittend op een stoel, de boules op korte afstand voor zich uit te gooien. Zijn vriend Ernest gooide weleens wat met hem mee en al doende kwamen ze tot afspraken over de regels. De geboorte van het pétanque zou hebben plaatsgevonden in de maand juni van het jaar 1910, waarschijnlijk in la Ciotat, niet ver van Marseille.
- De nieuwe spelvorm sloeg aan en verspreidde zich over de wereld. Hoewel het pétanque in Nederland vooral bekend is onder de naam jeu de boules is het woord pétanque in ons land inmiddels zo ingeburgerd dat het volgens onze taalregels, als petanque moet worden geschreven. Een regel waaraan we ons, in het vervolg, zullen houden. Door de speciale aard van pétanque leent het spel zich voor beoefening door iedereen, jong en oud.
Pétanque: Ontspannen op z'n Frans.
Het was tot voor kort niet meer dan een garage, een schamel fabriekje dat werd omgeven door kippen die zich een weg pikten door een veld van zonnebloemen langs de Via Julia. De oude weg is ooit ontstaan door de passage van krijgsmachten die Gallië probeerden te veroveren en de lokale Asterixen beschaving bij te brengen. De Romeinen brachten destijds niet alleen wijn en muziek, maar ook een vreemdsoortig spel dat werd gespeeld met twee ronde stenen en een kiezel: de voorloper van het nu zo Franse "jeu de boules". Voor de import is Franck Filiaggi van de Fraber-fabriek de Romeinen nog altijd dankbaar. De moderne variant van dat spel, jeu de boules, is immers zijn broodwinning. Dagelijks produceerde het bedrijfje honderden glanzende ronde bollen, met een diameter van ca 73 millimeter en een gewicht van 650 gram. Gemaakt voor niets anders dan om op de grond te worden gegooid. Tegenwoordig is Filiaggi beheerder van het in de voormalige fabriek gevestigde museum "Maison de la Pétanque".
Zwoele zomeravonden.
Er waren meerdere fabriekjes actief toen de vader van Franck Filiaggi in de jaren zestig zijn eerste ballen produceerde. De meeste zijn inmiddels weggevaagd door de grote industrie die wel brood zag in de belangstelling voor het spel, in de Midi beter bekend als Pétanque. Die naam schept visioenen van een zwoele zomeravond onder de platanen op een Zuid-Frans dorpspleintje. Alpinopetten, het getsjirp van krekels, Cauloises en pastis.
Aan de Pétanque valt niet te ontsnappen in Frankrijk, het neemt een prominente plek in na voetbal en wielrennen. Van Calais tot Cannes, overal wordt het spel gespeeld. Op het strand, in het park, op het dorpsplein, maar ook gewoon langs de weg. De toegewijde speler vindt overal wel een stukje grond om de ballen met millimeterprecisie in het stof te laten vallen. De laatste jaren verdween veel van de productie van Fraber, 250.000 boules per jaar, naar het buitenland. De grootste afnemer was Zweden, maar ook Finland, Spanje, Duitsland, Nederland, België, Denemarken en Engeland hebben de sport reeds lang ontdekt.
Gegrepen door het spel.
De Fransen verbazen zich over de populariteit van Pétanque in het buitenland. Zo ook Fillaggi: "Waarom mensen zo gek op het spel zijn, ik zou het niet weten. Ik vermoed dat ze door het spel gegrepen worden wanneer ze in Frankrijk op vakantie zijn. Je hoeft natuurlijk niet lenig te zijn om van het spel te genieten en de sport vereist geen speciale ondergrond, kleding of uitrusting. Boules gaan bovendien lang mee en kosten weinig". Dat geldt zeker voor de boules die in de Filiaggi's levende museum, aan de A8 naar Vallauris, worden gemaakt. Fillaggi: "Onze boules zijn voor beginners, de zondagsspelers die puur voor het plezier spelen". Competitiespelers betalen elders al snel 1200 francs voor een set ballen
Zware gepolijste ballen.
De oorspronkelijke ballen waren gemaakt van hout. In het oppervlak sloeg men nagels met platte koppen. Eeuwenlang werden deze petanqueballen met de hand geproduceerd in Aiquines, een plaatsje in de Var. De boules werden gemaakt van palmhout, een in de Verdon veel voorkomende houtsoort. Vanuit Aiquines werden ze verspreid over heel Frankrijk en in de koloniale vestigingen. In de jaren voor de Eerste Wereldoorlog draaide de fabriek in Aiquines op volle toeren en werd maar liefst een ton aan spijkers in de houten ballen geslagen. Vandaag de dag ben je een gelukkig mens als je dergelijke ballen nog aantreft in een antiekzaakje. Zware, gepolijste ballen met schubben van ingeslagen nagels, vaak verlevendigd met initialen van de eigenaar. De meest begeerde zijn de "Lyonnaises", waarbij de nagels zo dicht bij elkaar zijn geslagen dat er van enige schubvorming nauwelijks sprake is. Een techniek die vooral werd beheerst door de oudere vrouwen in Aiquines. Ze deden dit werk zittende in de deuropening, terwijl ze het spelende kroost in de gaten hielden. Een dag werken leverde de vrouwen vier tot vijf francs op, een schijntje, maar een welkome aanvulling op de karige verdiensten van de lokale schaapsherders of lavendelplukkers.
De tourneur.
In de jaren dertig werd een manier gevonden om twee metalen halve bollen tot één bal te smeden. Een revolutie, de meeste boules zijn tegenwoordig gemaakt van staal of chroom. In Aiquines voert het kleine Musée des Tourneurs, genoemd naar de ambachtslieden die de ballen produceerden, de bezoeker terug naar een verloren industrie. Albert Rouvier, de laatste tourneur en zijn vrouw Berthe werkten dertien uur per dag. We hoopten enige tijd dat wij dit oude ambacht nieuw leven in konden blazen, aldus Marie Wallet van het museum. Tot haar spijt bleek dit niet haalbaar. Ze legde nog wel de werkzaamheden van de laatste tourneur op video vast en vereeuwigde het afmattende werk van de mannen die in de Verdon zwoegden om de bomen te kappen en het hout te bewerken. De historie van de tourneurs is nu nog te zien in dit museum.
Adressen: Musée des Tourneurs Aiquines Var, La Maison de la Pétanque 1193 Chernin de St-Bernard Vallauris.
Uit: "Bonneroute" van Peugeot